Erpobdella octoculata (Linnaeus, 1758) achtogige bloedzuiger
Kenmerken | Geen duidelijke kop, vier paar ogen. |
---|---|
Kleur | Zeer veranderlijk, meer of minder donkergroen tot bruin, variabele zwarte tekening op de rugzijde die vaak slecht of niet te zien is. |
Voorkomen | Stilstaande en stromende wateren, ook brak water. |
Voedsel | Ongewervelden. o.a. insectenlarven en wormen. |
Voortplanting | |
Grootte | Lengte tot 60mm, breedte tot 8mm. |
Erpobdella octoculata is overdag onder stenen te vinden. In vochtige nachten kunnen ze voor korte tijd het water verlaten.
's Nachts gaan ze op zoek naar voedsel. De grootte van de prooi is afhankelijk van de grootte van de bloedzuiger, de prooi wordt in zijn geheel doorgeslikt. Jongen en eikokons van de eigen soort worden ook gegeten.
De eikokons zijn te vinden van de lente tot in de herfst, ze zijn plat ovaal en zo'n 6mm lang. Er worden tot 11 kokons in een seizoen afgezet, dat vooral 's middags gebeurd. De taaie eikokons zijn bruin en worden op stenen en waterplanten afgezet. In de zomer duurt de ontwikkeling van ei tot jong drie tot vier weken. De jongen zijn dan 3 tot 4mm lang.