Neogobius kessleri (Günther, 1861) Kesslers grondel
Kenmerken | Brede platte kop. De buikvinnen aaneengegroeid tot een zuignap. |
---|---|
Kleur | Lichaam en kop roodbruin gemarmerd, de onderkant is licht gekleurd. |
Voorkomen | Rivieren zowel zout als zoet water. |
Voedsel | Ongewervelden. |
Voortplanting | Geslachtelijk. |
Grootte | Tot 22 m. |
Exoot, oorspronkelijk uit het Ponto Kaspische gebied. In 2007 is hij voor het eerst in Nederland aangetroffen.
De eieren worden afgezet aan de onderkant van hard substraat en ze worden bewaakt door het mannetje.